Het duurde even eer ik een parkeerplekje vond bij de kerk van haar afscheidsdienst. Hierdoor viel me op dat uit allerlei hoeken dierbaren van Renée toestroomden. Sommigen herkende ik van de foto’s uit haar levensboek, anderen, vele, aan het rode accent dat ze droegen, Renées lievelingskleur indachtig. Elke auto die ze ooit reed, kende die kleur, ook haar bril, waardoorheen je ze met onderzoekende ogen kon aankijken, en haar lievelingsbloem de klaproos, of de ‘coquelicot’ zoals zij altijd zei, en waarmee ze haar Franse wortels eerde.
Onder het Ave Maria reden haar neven en een van haar nichten de mand waarin zij opgebaard lag binnen. Voor hen had Renée haar levensboek geschreven, omdat zij hun graag de bijzondere familiegeschiedenis wilde meegeven van hun voorouders die zij op handen droeg. Zelf was het haar helaas niet gegeven geweest om kinderen te krijgen, en met het boek wilde zij een indruk geven van de manier waarop zij had geprobeerd om op aarde haar steentje bij te dragen.
Drie jaar lang schreef ze
Haar neef belde om te vertellen over haar hartstilstand. Ik kon het gewoonweg niet geloven, het is haast onwerkelijk om iemand onverwacht te verliezen die zo levendig was. En die ik zo goed had leren kennen en andersom. Drie jaar lang schreef ze en zocht ze foto’s, brieven, geboorte- en trouwaankondigingen en documenten uit voor haar rode boek. Dat was veel werk: dozen vol met materiaal stonden op haar zolder, papieren erfenissen. 457 pagina’s dik werd haar boek. En ik zat zo’n een keer per week naast haar, in de erker van haar woonkamer, zij achter de computer, ik op de stoel, waarvan haar Amsterdamse oma de bekleding nog had geborduurd. Renée had meestal het schootkussen al klaargezet voor mijn laptop. Ik fungeerde als haar handen, haar eindredacteur en, zoals zij zelf vaak zei, ‘mijn maatschappelijk werker’. Renée wond nergens doekjes om, stond voor haar mening en zeker voor de manier waarop zij haar boek voor ogen had. Maar ook tegen haar kon je veel zeggen. Voor mij was een dergelijk lang en intensief traject bepaald geen droom, maar Renée in de steek laten… nee, geen denken aan. Renée was Renée, zeer meelevend, open en gek op haar familie, vrienden en de vracht aan vrijwilligerswerk waarin ze actief was.
Ze had me een gunst bewezen
Als ik bij haar thuiskwam, nam ze me eerst van top tot teen op: hoe zag ik eruit, was mijn kleding wel kleurrijk, mijn schoenen schoon genoeg voor het parket? Had ze me een gunst bewezen door mij al om 11.00 te willen ontvangen? Midden in de nacht feitelijk? Talloze malen stuurde ze me om twee uur ’s nachts mailtjes, haar ritme was wat onconventioneel. Als ik jeuk had aan mijn winterhanden, haalde ze talkpoeder tevoorschijn: dat zou vast helpen. Ook op andere medische vragen, wist ze geregeld antwoord. Door het doktersgezin waarin ze opgroeide en haar eigen werk als doktersassistente had ze een schat aan kennis, haar ervaringsdeskundigheid nog daargelaten.
Een wonder
Dat zij 77 jaar is geworden, is op zich een wonder, want als baby groeide ze niet en wat ze precies mankeerde, is nooit geheel duidelijk geworden. Op een vetarm dieet met onder andere veel suiker is zij groot en oud geworden. Inspanning moest ze van jongs af aan vermijden, dit gaf onder andere ademnood, maar dit heeft haar in weinig tegengehouden. Haar beperkingen boden een met potlood geschetst kader: zij richtte haar blik op wat er wel mogelijk was; reisde, werkte, hield er een intensief sociaal en cultureel leven op na. Als ik aan haar stem kon horen dat ze weinig lucht had, zei ze steevast: ‘Valt reuze mee’. Tot 30 maart 2024.
Zingend het lijntje naar boven ervaren
De cantorij, háár cantorij, waar ze zingend het lijntje naar boven kon ervaren, startte de dienst met het lied van haar geboortedorp: De dorre vlakte der woestijnen, alle koorleden getooid in het zwart met een rood accent. Er spraken familieleden, een vriendin van de cantorij, haar vriend, de voorzitter van de Open Monumenten Dagen, waar zij al 25 jaar in het bestuur zat. Allen loofden haar gemeenschapszin en haar rol als verbinder en organisator. Allen stonden ook stil bij haar sterke persoonlijkheid. Haar levensboek werd talloze malen genoemd: het had als bron gediend voor de toespraken én vormde nu haar belangrijkste erfenis. Het was een bijeenkomst waarvan Renée zou hebben genoten. Ze had deze dan ook zelf voorbereid, vlak voor haar sterven had ze haar ‘uitvaart-draaiboek’ nog bijgewerkt, op z’n Renées, vertelde haar neef: vol van de mij welbekende spaties te veel, drie uitroeptekens achter bijna elke zin en de belangrijkste passages in het rood geschreven. Ook had ze eindelijk, twee jaar na het afronden van haar boek, de tafel opgeruimd waarop alle documenten en foto’s lagen. Ze lijkt haar aardse einde voorvoeld te hebben. Renée was echt uniek, ongekend kleurrijk en boven alles helemaal zichzelf. Ik zal haar missen.